Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen, en [33]Hij is vreselijk boven alle goden. 33. Dat is, Hij is meer te vrezen en te ontzien dan de goden der heidenen. De mening is, men moet hem vrezen en voor hem schrikken, en niet voor de afgoden; want hier worden deze dingen alzo niet tegen elkander in vergelijking gesteld, alsof men den waren God zou vrezen moeten, en de afgoden ook; alleen dat men den waren God meer zou vrezen dan de afgoden. Maar door een absolute tegenstelling, aldus, dat men voor God moet schrikken en beven, en niet voor de afgoden, die helpen noch schaden kunnen. Zie dergelijke tegenstelling Luk.18:14, waar de mening is dat de tollenaar gerechtvaardigd in zijn huis gegaan is, en niet de Farizeer.